Afgelopen woensdag was ik rustig aan het werk toen
plotseling de telefoon ging. Een onbekende stem meldde zich met de mededeling
dat hij een medewerker was van de Veldhoven Zoo. Jazeker, Veldhoven heeft een
heuse dierentuin met allerlei kleinere diersoorten. Voorheen was het een
papegaaienpark, maar dat is failliet gegaan. Een nieuwe eigenaar probeert het
park nu weer rendabel te maken.
Maar goed, ik werd dus gebeld door een medewerker van de
Zoo. Dat liet meteen een alarmbelletje rinkelen aangezien onze jongste zoon
Mark, stage loopt bij dit bedrijf. “Mark is flauwgevallen en even buiten kennis
geweest, we hebben hem op een stoel gezet en toen zakte hij weer weg. Momenteel
is hij bij, maar hij ziet nog steeds lijkbleek.” Ik meld dat ik naar de Zoo kom
om hem op te halen. “We hebben voor de zekerheid ook 112 maar gebeld,” is de
boodschap. Sandra en ik arriveerden voor de ambulance en vonden Mark omringd
door redders in een stoel. Zijn gezicht zag eruit alsof hij drie keer door de
bleek gehaald was. Volgens de medewerkers was het daarvoor nog erger. Wachten
op de ambulance dan maar. Intussen bleek Mark heel goed te weten waar hij was
en welke dag het was. Daar geen problemen dus. Er was wel een stukje kwijt van
wat er precies gebeurd was. “Ik voelde me een beetje licht in mijn hoofd en
wilde even tegen de tafel leunen. Het volgende moment stonden er allerlei
mensen over me heengebogen. Daartussen zitten kennelijk een paar minuten die
weg zijn,” aldus Mark.
Inmiddels is de ambulance gearriveerd en wordt Mark meteen
aan allerlei draden aangesloten. Daarna zullen we wel naar huis kunnen toch?
Nee hoor, hij moet mee naar de eerste hulp. Achter de ambulance aanrijden dan
maar, terwijl Sandra erin plaats mag nemen. We bedanken de medewerkers van de dierentuin
voor de goede zorgen en gaan op weg. In
het ziekenhuis opnieuw draden. Weer een hartfilmpje. Hoe lang zou dit gaan
duren? Ik heb straks een vergadering in Huis ter Heide. “Ik ben bang dat u dat
niet gaat halen,” zegt de verpleegkundige. Afbellen dan maar, want ja, je wilt
toch wel weten wat ze allemaal uitspoken met je zoon. Nog even doorbijten en
dan naar huis. “Kunnen we straks toch nog rustig eten, zonder dat ik snel weg
moet,” zeg ik optimistisch.
“We sturen je voor de zekerheid toch maar even naar
cardiologie Mark, want er is een kleine afwijking in het diagram.” Opnieuw
draden, weer vertellen wat er gebeurd is, weer gegevens doorgeven. Je zou
denken dat met het digitale werken al die gegevens meegaan naar de volgende
afdeling, maar dat is maar ten dele waar. Het wordt later en later. Inmiddels
hebben we beneden maar broodjes gekocht en opgegeten.
“Voor de zekerheid willen we je een nachtje houden Mark om
alles uit te sluiten.” Wat? Hij moet blijven. Naar huis dan maar om wat spullen
te halen en weer terug naar het ziekenhuis. Uiteindelijk is er een plekje
gevonden op een afdeling waar Mark de nacht door kan brengen, aangesloten aan
een draagbare hartmonitor. We zijn
uiteindelijk om half elf ’s avonds thuis, na zes uur ziekenhuis.
De volgende dag blijkt gelukkig dat er helemaal niets aan de
hand is en dat het flauwvallen niets met hartfalen te maken heeft. Mark mag
weer naar huis, een hele opluchting. Ondanks de uitstekende verzorging, wil je
toch liever niet te lang in het ziekenhuis verblijven.
Een happy end aan een onverwachte gebeurtenis. Hopelijk
verzint hij de volgende keer iets minder drastisch als hij geen zin heeft om te
werken J.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten